De parodie in het auteursrecht: HvJEU Deckmyn / Vandersteen

Parodie-Auteursrecht-Hoogenraad-Haak-6.png

Moet een parodie betrekking hebben op het gebruikte werk of de kunstenaar, of mag je het werk van een ander ook in een parodie gebruiken om een boodschap te brengen die met het werk niets te maken heeft? Dat mag allebei, zo besliste het Hof van Justitie van de Europese Unie op 3 september.

Het Vlaams Belang had een kalender verspreid met een bewerking van de voorkant van het Suske en Wiske stripalbum De Wilde Weldoener van Willy Vandersteen uit 1961. Lambik, gekleed in een wit gewaad, strooit munten voor personen die ze oprapen. Het Vlaams Belang verving Lambik door de burgemeester van Gent, die munten strooide voor gesluierde en gekleurde personen. De tekening van Vandersteen werd gebruikt voor een maatschappijkritische boodschap.

De erven Vandersteen wilden deze inbreuk op het auteursrecht verbieden: De Wilde Weldoener was onmiskenbaar gekopieerd. Er was veel méér overgenomen dan strikt noodzakelijk was geweest om de parodie tot stand te brengen. Maar geldt er wel zo’n noodzakelijkheidsvereiste? Het Hof van Justitie legde uit aan welke voorwaarden een (toelaatbare) parodie moet voldoen:

• Er moeten duidelijke verschillen zijn met het nagebootste werk
• Er moet sprake zijn van humor of spot

De parodie hoeft zelf niet een oorspronkelijk werk te zijn. En het is niet nodig dat de parodie redelijkerwijze kan worden toegeschreven aan een ander dan de maker van het geparodieerde werk. De bron hoeft ook niet te worden genoemd. En tot slot: het nagebootste werk zelf (of de maker) hoeft niet het onderwerp van de parodie te zijn; de parodie kan óók betrekking hebben op totaal wat anders. Je mag dus een Picasso-stier gebruiken om het fenomeen stierenvechten aan de kaak te stellen. Als er maar duidelijke verschillen met de echte Picasso zijn én humor of spot een rol spelen.

Dat lijkt 1-0 voor de uitingsvrijheid. Wat is er nu meer geschikt dan een krachtig beeld dat enigszins wordt bewerkt om een boodschap te verkondigen? Ik moet bijvoorbeeld denken aan de Marlboro parodie: Wilders – brengt de gezondheid ernstige schade toe . Discussie alom, en ook daarom heel effectief als boodschap tegen Wilders, al had Marlboro er zelf niets mee te maken. En ken je Nijn Eleven  nog? Toch zit er een adder in de tuin van het Hof van Justitie, dat de rechter voorschrijft een rechtvaardig evenwicht te vinden tussen enerzijds de belangen van de rechthebbende (de auteursrechten van de erven Vandersteen) en anderzijds de vrije meningsuiting van degene die met de parodie een eigen boodschap wil brengen. In dit geval betreft het een tekening van ‘zwarte en gesluierde figuren’ die geld oprapen – een boodschap die volgens het Hof van Justitie in strijd kan komen met het verbod om te discrimineren op grond van ras, huidskleur en etnische afstamming. De rechthebbende hoeft dan in beginsel niet te tolereren dat het werk met die discriminerende boodschap wordt geassocieerd. Gaat dat wellicht ook op voor brave stripfiguren die ineens in een pornografische setting worden gezet (Kuifje in de werken van schilder Ole Ahlberg, Suske en Wiske in De Glunderende Gluurder), of die verdovende middelen innemen (Nijntje snuift een lijntje)? De rechter zal van geval tot geval moeten beoordelen of sprake is van een rechtvaardig evenwicht. In dat kader zal de lange lijn van Nederlandse uitspraken over parodieën wel eens richtinggevend kunnen blijven.

Maarten Haak

Lees ook mijn artikel over parodie en uitingsvrijheid uit het BMM Bulletin

Parody in copyright law: CJEU Deckmyn / Vandersteen

Should a parody, in order to be lawful, be directed at the parodied work or the work’s artist, or can one also use someone else’s work to convey a message that has nothing to do with the work itself? The European Court of Justice has decided that both can be done.

The Flamish right wing political party Vlaams Belang had spread a calendar, containing an adaptation of the front illustration of The wild benefactor of Suske en Wiske (a famous Flamish cartoon, dated 1961, by Willy Vandersteen). One of the main characters of the cartoon, dressed in a white robe, could be seen throwing around money, available for anyone willing to pick it up. In the adaptation, the main character was substituted by the mayor of Antwerp, throwing money to veiled women and coloured people. Hence, the drawing by Vandersteen was used for social criticism, criticising the policies of the mayor of Antwerp.     

The Vandersteen heirs tried to challenge this infringement of their copyright. The parody was a clear copy of The wild benefactor. Moreover, it was argued that much more elements were copied than were strictly necessary for the parody. But the question is whether that is a necessary element for infringement. According to the European Court of Justice, this is not the case. The Court makes clear that a parody, in order to be legal, should:

• Contain clear differences compared to the parodied work
• Contain humour or mockery

It is not necessary for the parody to be an original work. Moreover, it is not necessary that the parody can reasonably be attributed to someone other than the maker of the original work. Nor does the source of the original work have to be mentioned. And finally, the parodied work itself (nor the maker) has to be the object of the parody; the parody can also concern something else entirely. This means that one can use a Picasso bull in criticising bull fighting. As long as the parody contains clear differences compared to the real Picasso and as long as it contains humour or mockery.
Clearly, this is a win for freedom of expression. What image could possibly be more suitable to convey a message than an adapted version of an already strong image? This brings into memory a Dutch parody using Marlboro packaging, conveying the message that Dutch right wing politician Geert Wilders harms society, saying Wilders – seriously harms you and society. It caused significant uproar in the Netherlands and was therefore very effective in conveying its message – even though Marlboro had nothing to do with it. Perhaps you have also heard of Nijn Eleven – a parody of Dutch cartoon Miffy (in Dutch: Nijntje) being associated with the tragedy of nine-eleven.

Still, there is a catch in the judgment of the European Court of Justice. The European Court makes clear that there has to be a fair balance between the interests of the right holder (in this case the Vandersteen heirs) on the one side and the freedom of expression of the person trying to convey a message through parody on the other. In this case the parody contains ‘veiled women and coloured figures’ who pick up money. According to the European Court of Justice, this message could be discriminatory on the basis of race, complexion, and ethnic origin. And in principle, the right holder does not have to tolerate such discriminatory messages.
Perhaps this also applies to, for example, decent comic heroes that are portrayed in pornographic settings (as has been done previously to Tintin in the paintings of Ole Ahlberg and to Suske en Wiske in the comic De Glunderende Gluurder) or while using narcotics (as has been done to Miffy). The judge will have to decide on a case-to-case basis whether there is a fair balance. Perhaps the long line of Dutch cases dealing with parodies is not so far off the current judgment of the European Court of Justice.

Maarten Haak 

Click here for my earlier article on parody and freedom of expression in BBMM Bulletin (in Dutch).

Daniël Haije