Polonaise door de rechtbank Den Haag

Auteursrecht-kostuums.jpg

Carnavalskostuums auteursrechtelijk beschermd? Aan die vraag komt de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag niet toe in een recent kort geding tussen twee voormalig zakenpartners. Reden is daarvoor het ontbreken van het vereiste spoedeisend belang.

Het zaadje voor het geschil was veel eerder al geplant. Na het faillissement van de gezamenlijke onderneming in carnavalskostuums was gedaagde, we noemen hem Piet, zijn eigen bedrijf begonnen, ook in carnavalskostuums. Volgens eiser, we noemen hem Jan, zijn de kostuums grotendeels gekopieerd van zijn ontwerpen. Jan beroept zich op zijn auteursrechten en sommeert Piet om te stoppen met het verkopen van de nagemaakte kostuums. Een reactie van Piet blijft uit. Jan laat vier jaar niets meer van zich horen. Eind 2014 begint Jan opeens een kort geding om de verkoop van de kostuums uit de collectie van Piet voor 2015 tegen te houden. Nog net voor carnaval, de belangrijkste verkoopperiode van het jaar.

Een kort geding is bedoeld voor spoedeisende zaken. De eiser moet een spoedeisend belang hebben bij zijn vordering. De collectie kostuums voor 2015 is echter ongewijzigd ten opzichte van de collecties sinds 2011. Als de collectie uit 2015 dus inbreuk zou maken, dan geldt dat ook voor de eerdere collecties. De gestelde inbreuk duurt in dat geval dus al ruim vier jaar. Omdat Jan in de tussentijd niet heeft gehandeld en de gestelde inbreuk voort heeft laten duren, oordeelt de rechter dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Jan krijgt het lid op de neus.

Jan voerde nog aan dat de oorzaak van het lange stilzitten was gelegen in persoonlijke omstandigheden. De rechter toont begrip, maar toch verandert dit niets aan de uitkomst. Persoonlijke omstandigheden behoren tot de risicosfeer van Jan. Dat is natuurlijk zuur. Jan’s carnaval zal minder jolig zijn verlopen dan in andere jaren.

Marga Verwoert
 

Carnival parade in the court of The Hague

Copyright protection for carnival costumes? The interim judge of the court of The Hague did not have to answer that question in summary proceedings as an ‘urgent interest’ was missing.

The question rose in a dispute between two former business partners. After their joint business in carnival costumes went bankrupt, defendant, let’s call him Peter, started his own business in carnival costumes.  According to the plaintiff, let’s call him Bill, the costumes are copies of his designs. Bill invokes his copyright and summons Peter to stop selling the copied costumes. Peter does not respond and Bill remains silent for four years. Until the end of 2014, when Bill suddenly starts summary proceedings to stop Peter from selling his costumes of the 2015 collection. Just before carnival, the most important sales period of the year.

Summary proceedings are require an urgent interest, therefore the plaintiff  must show an urgent interest in getting a court order on short notice. However, Peters’ collection of carnival costumes had not been altered since 2011. If the 2015 collection infringes Bills’ copyrights, so would the previous identical collections since 2011. In that case, the alleged infringement already existed for four years. Since Bill did not take action in the meantime, and let the infringement of his copyrights continue, the judge ruled that Bill is lacking an urgent interest to get a court order all of a sudden in summary proceeding.

Bill claims that personal circumstances kept him from taking action sooner. Even though the judge appreciates that, it does not change the outcome. Personal circumstances are Bill’s own personal risk. What a disappointment for Bill, whose carnival was probably less jolly than previous years.

Marga Verwoert

Daniël Haije