Eisende partij die kort geding intrekt moet proceskosten gedaagde vergoeden

Vrouwe-Justitia-500-euro-6-300x200.jpg

Voormalig gedaagde kan nog tot en met 3 september 2016 zijn gemaakte proceskosten terugvorderen!
 
Tot op heden bestond in I.E.-land onzekerheid over de vraag wie de (volledige) proceskosten moet dragen als een kort geding wordt ingetrokken voordat de zitting heeft plaats gevonden. Ik procedeerde én publiceerde daar eerder al over. De Hoge Raad heeft recent een einde gemaakt aan die onduidelijkheid: de (voormalig) eiser die de zaak intrekt moet de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van de (voormalig) gedaagde vergoeden.

Het probleem zat ‘m in een discrepantie tussen de wet waarin staat dat ‘de verliezer’ de redelijke en evenredige gerechts- en andere kosten van de winnaar moet vergoeden. Maar als nooit een zitting plaatsvindt, is er feitelijk geen winnaar of verliezer. En voor die specifieke situatie in kort geding leek de wet geen duidelijk antwoord te hebben. In het Landelijk Procesreglement van de rechtbanken (een ‘rechtersregeling’, dat als handleiding dient voor procedures bij de rechtbank) staat nu juist wél duidelijk vermeld dat de rechter na het intrekken van een kort geding geen proceskostenveroordeling uitspreekt. Oftewel, beide partijen blijven met hun eigen kosten zitten. Dat kan voor de gedaagde soms onrechtvaardig voelen. Die is immers in een rechtszaak betrokken waar hij (waarschijnlijk) niet op zat te wachten. Dus wat gaat nu voor?

Volgens de Hoge Raad strookt het procesreglement niet met de wettelijke regeling voor civiele procedures (zowel in bodemzaken als in kort geding) en is daarmee onverbindend. De Hoge Raad vindt dat de eiser die zijn vordering intrekt op één lijn moet worden gesteld met een ‘in het ongelijk gestelde partij’. Oftewel, als verliezer. En de verliezer moet de gerechtskosten van de winnaar vergoeden.
 
Voor de (mogelijk vele) gedaagde partijen die in het verleden hebben afgezien van het procederen over de door hen noodzakelijk gemaakte proceskosten wordt een overgangsregeling in het leven geroepen:

1. Voor kort geding procedures die door de eiser zijn ingetrokken en waarin de gedaagde niet binnen twee weken heeft
    aangegeven door te willen procederen over de proceskosten geldt dat die uitspraak onherroepelijk is. In die procedure
    kan niet meer worden gesteggeld over de kosten.
2. Voor lopende afzonderlijke procedures waarin proceskostenvergoeding is gevorderd met betrekking tot een
    ingetrokken procedure, geldt dat die alsnog mogen worden uitgeprocedeerd;
3. Ook krijgen (voormalig) gedaagden alsnog de mogelijkheid om een zelfstandige procedure te starten om zo hun kosten
    terug te vorderen. Dat moet wel binnen drie maanden na het HR-arrest van 3 juni 2016.
 
Is jegens u als gedaagde (recent) een I.E.-zaak aanhangig gemaakt en vervolgens ingetrokken? Dan kan het lonen daar alsnog over te procederen. Neem contact op met ons kantoor!
 
Daan van Eek