De Wet Auteurscontractenrecht, billijkheid, een blanco blad
De Wet Auteurscontractenrecht die per 1 juli 2015 in werking is getreden versterkt de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van hun exploitanten (o.a. uitgevers, filmproducten en platenmaatschappijen). De Auteurswet wordt wel vaker aangepast, maar deze keer is een groot aantal bepalingen gewijzigd.
Kern van de wijzigingen is de introductie van een aanspraak op een billijke vergoeding voor zowel auteur als uitvoerend kunstenaar. Deze vergoeding betreft niet alleen de huidige exploitatie van werken, maar ook toekomstige exploitatievormen. Dit recht van de creatief grijpt ernstig in op de contractsvrijheid die in de Nederlandse wetgeving en cultuur zo diep geworteld is.
De vraag rijst dan ook meteen: “Wat is billijk?”. Dat begrip wordt door de wetgever niet concreet ingekleurd, terwijl het toch de essentie vormt van het nieuwe auteurscontractenrecht. Tijdens het wetgevingsproces is uitgebreid gediscussieerd over de voor- en nadelen van een open norm. De inkleuring is uiteindelijk toch aan de rechter overgelaten. Uit de wetgevingsgeschiedenis kunnen we alleen afleiden dat een rechter onder meer zou moeten kijken naar de aard en omvang van de overeengekomen exploitatie, de markt en de exploitatierisico’s. Ook deze bieden weinig houvast omdat bijvoorbeeld ‘de markt’ en ‘het exploitatierisico’ op zichzelf ook weer ruime begrippen zijn. ‘De markt’ zou kunnen zijn hetgeen in de branche gebruikelijk is, maar zou dat onder omstandigheden juist ook weer niet kunnen zijn, als de in de branche gebruikelijke vergoedingen tot stand zijn gekomen in een situatie waarin sprake is van structurele ongelijkheid (zoals in de relatie auteur-exploitant vaak het geval is). De rechter heeft een schone taak om de gehanteerde begrippen in te kleuren, maar ook de auteur en uitvoerend kunstenaar. Het is namelijk aan hén om deze nieuwe aanspraak ten gelde te maken. En dus ook te onderbouwen welke omstandigheden maken dat de overeengekomen contractuele vergoeding ‘onbillijk’ is. De wet is nu een kleine drie maanden geleden in werking getreden. Tot op heden is nog geen individuele maker publiekelijk opgestaan om een billijke vergoeding bij de rechter af te dwingen, maar zonder twijfel wordt er op dit moment achter de schermen door menig maker druk uitgeoefend om op basis van de nieuwe wet een billijke(r) vergoeding af te dwingen.
Marga Verwoert
Dutch Act on author contract law, fairness, a blank page
The Act on Author Contract Law has entered into force as from 1 July 2015 and strengthens the contractual position of authors and performing artists towards their contracting parties (such as publishers, film producers and record companies). The Act on Authors has been reviewed before but this time a large number of provisions has been changed.
The introduction of a claim to fair royalties both for the author and performing artist is one of the key provisions. Such fair royalties are not only involved in current exploitation of works, but also in future forms of exploitation. This right of the creative person drastically interferes with the freedom of contract which is very deeply rooted in Dutch legislation and culture.
And so, immediately the question arises: “What is fair?”. This notion is not specified by the legislator, whereas it is nevertheless the essence of the new author contract law. During the legislatory process there was extensive debate on the pros and cons of an open standard. In the end, the specification has been left to the court. From legislatory history we can only conclude that a court should look inter alia at the nature and extent of the agreed exploitation, the market and the exploitation risks. They also provide little hold, because for instance ‘the market’ and ‘the exploitation risk’ as such are also broad notions. ‘The market’ could be what is common in the industry, but in other circumstances this could precisely not be the case, if the royalties common in the industry have come about in a situation in which there is structural inequality (as is often the case in the relationship author-contracting party). The court has its work cut out: specifying the notions used, but there is also work to be done for the author and performing artist. In fact it is up to them to realize this new approach and therefore also to substantiate what circumstances do render the agreed contractual royalties ‘unfair’. Presently it has almost been three months since the act entered into force. Up to this day no individual creative spirit has stood up in court to enforce fair royalties, but undoubtedly behind the scenes many creative spirits will presently be lobbying to enforce fair(er) royalties on the basis of the new act.
Marga Verwoert