Quatorze juillet voor cartoonist Oppenheimer

Cartoon-Hiddema-2.jpg

Cartoonist Ruben Oppenheimer hoeft een cartoon over strafpleiter Theo Hiddema niet te rectificeren. De voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg (Maastricht) had in een opmerkelijk vonnis geoordeeld dat de cartoon onrechtmatig was. De Maastrichtse rechter had onder meer overwogen dat het waardeoordeel van Oppenheimer over Hiddema (‘louche advocaat’) voldoende feitelijk moest zijn onderbouwd. En dat was volgens de rechter niet het geval.

Oppenheimer ging in hoger beroep. Het hof Den Bosch stelt in zijn arrest van 14 juli 2015 voorop dat de cartoon van Oppenheimer een satirische uiting is, en herinnert eraan dat bijzonder zorgvuldig moet worden omgegaan met elke inmenging in de vrijheid om zich op satirische wijze te uiten. Daarnaast wijst het hof op een belangrijk onderscheid tussen feitelijke beweringen en waardeoordelen. Bij feitelijke beweringen kan worden verlangd dat de juistheid (althans aannemelijkheid) van de bewering wordt aangetoond. Bewijs van juistheid van waardeoordelen kan niet worden gevraagd. Ze mogen niet onnodig grievend zijn, maar verder is de vrijheid om ze te uiten groot.

Alles afwegend komt het hof tot het oordeel dat de vrijheid van meningsuiting van Oppenheimer het zwaarste weegt en dat Oppenheimer niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Hiddema. De gevorderde rectificatie wordt alsnog afgewezen. Terecht, vind ik. De satire als vorm van maatschappelijk commentaar verdient bijzondere bescherming.

Daniël Haije

Daniël Haije