Diesel ziet textiel-pocketmerk sneuvelen

Diesel.png

Een procedure tussen Diesel en Calvin Klein laat zien hoe lastig het kan zijn om met succes een kenmerk van kleding te claimen. Diesel claimt een diagonaal stuk textiel op de coin pocket van een broek. Zie links het Beneluxmerk, rechts een foto van een voorbeeld hoe Diesel dit label gebruikt. Diesel kan niet aantonen dat haar ‘merk’ onderscheidend vermogen heeft voor broeken, waardoor het merk sneuvelt. Moet je dat dan aantonen?Volgens Diesels toelichting op de merkregistratie gaat het om “een smalle strook textiel”  op de gemarkeerde plaats. Het merk bevat geen woordelement of kleur. De rechtbank Den Haag volgt Calvin Klein: dit merk valt samen met de waar (de broek) zelf. Dan is een merk pas onderscheidend indien het significant afwijkt van wat gebruikelijk is in de markt. Calvin Klein liet vele voorbeelden zien van textielstroken op coin pockets. Een significante afwijking wordt niet aangenomen.Inburgering dan - herkent de gemiddelde Beneluxconsument van broeken dit merk dan misschien doordat het intensief door Diesel is gebruikt? Ook dat komt niet vast te staan. Diesel had wel een marktonderzoek uitgevoerd, maar dit was beperkt tot het hogere segment: Nederlandse consumenten die wel eens €100 uitgeven voor een spijkerbroek. Dat is te beperkt: ook de Belgen en Luxemburgers en prijsbewuste consumenten hadden moeten worden meegenomen; het gaat immers om een benadering van de (gewone) gemiddelde consument van broeken. Daarom telt dit marktonderzoek niet mee. Het Beneluxmerk wordt nietig verklaard omdat het geen onderscheidend vermogen heeft.

Diesel was nog voor een ander anker gaan liggen: de schuine textielstrook in de context van een 5-pocket spijkerbroek is een auteursrechtelijk beschermd werk. In zo’n geschil is wezenlijk hoe de eisende partij het ‘werk’ precies beschrijft. Volgens de rechtbank heeft Diesel het ‘werk’ ten tijde van het ontwerp in 1985 niet precies omschreven, te algemeen. Dat kan een strategische reden hebben: hoe preciezer de omschrijving van het ‘werk’ is, hoe eerder kan worden geoordeeld dat de broek van de (gestelde) ‘navolger’ er niet mee overeenstemt. Maar wie een algemene beschrijving hanteert, neemt wel het risico dat de rechtbank niet kan vaststellen waarin precies de ‘eigen intellectuele schepping’ van het ‘werk’ ligt, en dat is precies wat in deze zaak ook gebeurt. De rechtbank vergelijkt de concrete uitvoering van Diesel dan nog wel met de concrete uitvoering van de Calvin Klein broeken. Nu worden de afwijkende kleur, de horizontale positionering en de letters “Calvin Klein” ook meegewogen. Maar in die vergelijking is geen sprake van overeenstemming. Diesel trekt ook auteursrechtelijk aan het kortste eind.

Maarten Haak