Wie auteursrecht claimt, moet wel het klappen van de zweep kennen
Wanneer kan een opdrachtgever (al dan niet samen met de leverancier) als auteursrechthebbende worden aangemerkt? Onder meer deze vraag was het onderwerp van discussie in een pikante zaak over het auteursrecht op SM-zwepen.
Slagwerk, een verkoper van zwepen en spankinginstrumenten die in de BDSM-wereld worden gebruikt en O-Products, een groothandel in erotische artikelen, belanden na een samenwerking in de rechtszaal. Slagwerk stuurt de foto’s van bovenstaande zwepen toe en overlegt met O-Products over een aantal wijzigingen aan de vormgeving. Daarop besluit O-Products ineens geen zwepen meer af te nemen van Slagwerk en laat zij deze door een derde partij maken. Dat is tegen het zere been van Slagwerk. Voor de rechtbank voert O-Products aan dat het, als opdrachtgever van Slagwerk, (gezamenlijk) auteursrechthebbende zou zijn, zij had immers wijzigingen aan de zweep besproken met Slagwerk. De rechtbank gaat hier niet in mee. Door het voeren van overleg, aangeven van gewenste aanpassingen en/of accordering daarvan word je zelf nog niet een (mede-)maker van het werk. Het basismodel van Slagwerk bestond al en de kleine aanpassingen daaraan zijn onvoldoende om O-Products als mede-maker van de zweep aan te merken.
Een ander interessant onderwerp dat in deze uitspraak aan bod komt, is de vraag of iemand als maker van een werk kan worden gehouden als een naam op het werk staat die niet de naam van de feitelijk maker is. Ter illustratie: op de Zonnebloemen van Vincent van Gogh staat zijn naam (Vincent) vermeld en hij wordt (mede daarom) als auteursrechthebbende op het schilderij gezien. Maar hoe werkt dat voor Banksy, die onder een pseudoniem werkt en waarvan de naam niet bekend is? De rechtbank oordeelt dat de vermelde naam niet de ware naam van de feitelijk maker hoeft te zijn. Banksy hoeft zich dus geen zorgen te maken over aan wie de auteursrechten op zijn werken worden toegerekend.
Mathijs Peijnenburg