Chipshol: reclame voor het denkbeeld dat X een boef is

[:nl]Gebiedsontwikkelaar Chipshol voert al jaren rechtszaken tegen onder meer Schiphol over de grond rondom de luchthaven. De krasse heer Jan Poot, tot 1996 president-directeur van de Chipshol-groep, doet regelmatig verslag van de juridische strijd via de website schipholwanbeleid.nl en ingekochte ruimte in dagbladen. Daarbij steekt hij zijn mening niet onder stoelen of banken. Zo ook in een pamflet dat op 28 juni 2011 prijkte op een ingekochte pagina in het Haarlems Dagblad. In het stuk wordt X met naam en toenaam beschuldigd van het bedreigen van de familie Poot. X is het daar absoluut niet mee eens.Normaal gesproken wordt zoiets uitgevochten bij de gewone rechter. Maar deze keer gaat het anders: X dient een klacht in bij de Reclame Code Commissie (RCC). En hij krijgt gelijk. Het College van Beroep (CvB) beschouwt in hoger beroep het pamflet als aanprijzing van het “denkbeeld” dat X een boef is, en dus als reclame. Poot krijgt het advies om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.Het wringt dat de hartenkreet van de heer Poot langs de lat wordt gelegd van de Nederlandse Reclame Code. Kun je het stuk echt zien als reclame? Is de NRC bedoeld om dit soort uitingen te normeren? De RCC en het College van Beroep beoordelen de kwestie op hun eigen manier – niet volgens de beproefde methode die door de gewone rechter wordt gebruikt. De vrijheid van meningsuiting van Poot wordt niet in de afweging betrokken. Volgens het CvB is dat geen ramp. “Dit advies doet overigens niet af aan het recht van vrijheid van meningsuiting van appellant” – aldus het CvB. Dat lijkt een onderschatting van het publicitaire effect van het oordeel van het CvB. Ook een advies van RCC of CvB kan de vrijheid van meningsuiting beperken.Bij politieke of opiniërende uitingen zou de vrijheid van meningsuiting een grote rol moeten spelen. In de zaak over de lachende premier werd aan dit grondrecht wél een eigen plek in de afweging gegeven. Goed voorbeeld doet goed volgen!Ebba Hoogenraad en Daniël Haije schreven over deze beslissing een juridisch commentaar in het vakblad Intellectuele Eigendom en Reclamerecht (IER).[:][:en]Regional developer Chipshol has been presenting cases for years against Schiphol and other parties regarding the land surrounding the airport. Jan Poot, a hearty man who was president and managing director of the Chipshol group until 1996, regularly posts reports on the legal battle via schipholwanbeleid.nl and via advertising space purchased in newspapers. He makes no secret of his opinions. For instance, a pamphlet that graced the paid pages of Het Haarlems Dagblad on 28 June 2011 accuses X (mentioned by full name) of threatening the Poot family. X categorically denies having done any such thing.Normally, a case like this would be decided by a state court, but that’s not what happened here: X submitted a complaint to the Advertising Code Committee (RCC). And his complaint was honoured. Then the Appeals Board ruled that the pamphlet promotes the ‘concept’ that X is a bad guy, and therefore is considered advertising. Mr Poot was recommended not to advertise in this manner again.It seems a stretch for Mr Poot’s heartfelt cry in the newspaper to be subjected to the standards of the Dutch Advertising Code. Can one really see the text as advertising? Is the Advertising Code supposed to set standards for these types of publications? The RCC and the Appeals Board each evaluate the issue in their own way – not according to the tried-and-tested method used by the usual courts. Mr Poot’s right to freedom of expression is not included in the consideration of the case. According to the Appeals Board, that’s not a problem. “This recommendation does not in any way detract from the appellant’s right to freedom of expression” – so the Appeals Board says. The statement seems to underestimate the publicity impact of the Appeals Board’s ruling. A recommendation made by the Advertising Code Committee or the Appeals Board can also restrict freedom of expression.Where political or opinion-based texts are concerned, freedom of expression should play a major role. In the case involving the laughing prime minister, this fundamental right was given its own place in the considerations. Lead by example and the rest will follow!Ebba Hoogenraad and Daniël Haije wrote a legal commentary on this decision in the IP and advertising review ‘Intellectuele Eigendom en Reclamerecht’ (IER).[:]

Daniël Haije