Prejudiciële vragen over online winkelen: wat zegt de Hoge Raad?

De Hoge Raad heeft onlangs prejudiciële vragen (vragen over de uitleg van het recht) beantwoord over online winkelen. De antwoorden van de Hoge Raad in de twee zaken die het betreft geven meer duidelijkheid over artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel schrijft voor hoe duidelijk moet worden gemaakt dat een consument een betalingsverplichting aangaat bij een online aankoop.

In de zaak tegen Bol.com oordeelde de Hoge Raad dat knoppen met teksten zoals ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestellen’ niet duidelijk genoeg zijn. De gemiddelde consument zal hier niet altijd uit opmaken dat hij een betalingsverplichting aangaat. Als dit soort knoppen gebruikt worden, kan de rechter besluiten dat de overeenkomst geheel of gedeeltelijk vernietigd wordt. Als de consument verstek laat gaan in de rechtszaak, dan mag de vernietiging alleen gedeeltelijk zijn. De Hoge Raad acht een korting van één derde op de betalingsverplichting van de consument in dat geval in beginsel redelijk. De consument kan de overeenkomst onder bepaalde voorwaarden later nog steeds volledig vernietigen.

In een andere zaak, tegen een onderwijsinstelling, ging het om wat er gebeurt als een overeenkomst geheel vernietigd wordt. De Hoge Raad oordeelde dat een handelaar (zoals in dit geval de onderwijsinstelling) in dat geval recht kan hebben op een redelijke vergoeding. De rechter moet beoordelen of de vergoeding redelijk is, waarbij het niet eerlijk zou zijn als de handelaar de volledige waarde van het geleverde zonder korting terugkrijgt.

Deze uitspraken helpen webwinkels om beter te begrijpen wat er juridisch van hen verwacht wordt.

Daniël Haije